De gedachte dat hij niet ouder wilde worden dan tachtig - geen maand, geen week, geen dag, geen uur, geen minuut - gaf hem ongekende kracht en energie. Alsof zijn leven een veer was, die opnieuw werd gespannen. Nog 18 jaar, 216 maanden, 936 weken, 6.575 dagen, inclusief de schrikkeldagen, 157.800 uren, 9.468.000 minuten… Eerst was hij nog de schrikkeldagen vergeten, maar die kreeg hij er door simpel nadenken zo maar even bij. Vijf volle dagen! De seconden wilde hij niet meer tellen, want alleen al het uitrekenen zou hem te veel tijd kosten. Verspilde tijd.
Natuurlijk, hij kon overlijden aan een slepende en slopende ziekte of aan een hersenbloeding, rustig of rochelend wegblijven in zijn slaap, zoals het was gegaan met zijn grootouders; één van hen nog piepjong, de andere drie keurig in de leeftijd der sterken. Hij kon ook op een miezerige maandagmorgen worden geschept door een auto, wat zijn moeder was overkomen. Of, net als zijn vader, vol kwalen en kwaaltjes wegkwijnen in een rolstoel.
Maar: waarom was die gedachte niet eerder bij hem opgekomen?