Al een tijdje was ik bezig aan De barones en de dominee. Een verboden liefde in de negentiende eeuw, toen ik het idee kreeg om van het boek ook een toneelversie te maken. Hoe, dat moest nog blijken.
In het voorjaar van 2014 was ik er aan begonnen en het was mijn bedoeling om het eerst af te ronden. Aan Frans Leenderts - die ik als regisseur en theatermaker al ken, sinds ik in 1983 in Zwolle kwam - liet ik in de zomer van 2015 een eerste versie lezen. Hij zag er al heel snel duidelijk elementen in van een Griekse tragedie. Dus met een tragische held, en in dit geval ook een heldin, die het noodlot over zich afroept. Zo werd mijn ‘Zwolse affaire’ een tragedie, een familietragedie, in de negentiende eeuw, uit te voeren door Stichting Suus.
We waren allebei enthousiast over die vorm en besloten alvast aan de toneelversie te beginnen, terwijl ik nog bezig was met het boek. In het verleden heb ik mij wel beziggehouden met het schrijven van toneelteksten en filmscenario’s, dus het genre was mij niet vreemd. Het werd een boeiend proces; verrijkend, dat vooral, maar ook lastig. Want ik zat plotseling te schrijven in twee heel verschillende genres. En ik werkte met een co-auteur en zijn eigen opvattingen over de presentatie van het geheel. Voor mijn historische boeken zit ik puur in de non-fictie, daar heb ik in die hoedanigheid duidelijk voor gekozen; dan ben ik eigen baas en dan ben ik zogezegd ook streng in de leer.
Om een voorbeeld te noemen: het eerste deel van het boek wilde ik afsluiten met het gedicht Laagtij van Iris Le Rütte. Het geeft namelijk treffend het verdriet weer van Godert Willem van Dedem. De oude baron, die op zijn sterfbed moet accepteren dat hij zijn dochter heeft verloren aan een man die hij diep veracht. Maar in dat gedicht komt het woord ‘prikkeldraad’ voor en dat bestond nog niet in 1866, het jaar van zijn overlijden. Gelukkig mocht ik van Iris uit haar gedicht woorden lenen, die ik vervolgens als het ware in de tekst heb laten afzinken. Ander voorbeeld: in het toneelstuk zat aanvankelijk een marskramer, die reed op een fiets. Die had je toen ook nog niet, hooguit een heel enkele loopfiets. De fiets is om andere redenen uit het stuk gelaten, maar toch. De marskramer is overigens gebleven. Verder zitten er in de toneelversie personages die in het boek nauwelijks aan de orde komen, maar in het stuk juist worden uitvergroot, of opgevoerd in een nieuwe gedaante. Zoals Japik, het orakel van Dalfsen, in het boek geen orakel, maar een knecht die allerlei grappige versjes bakt voor de kinderen Van Dedem. De Boerenjood, een vertellende marskramer, figureert in het boek alleen terloops in het huishoudboekje van Grietje Boxem. De dialogen zijn, dankzij de honderden brieven en processtukken waarvan ik gebruik kon maken, wél bijna allemaal ontleend aan het boek. Al was het soms handig een tekst in de mond van een ander personage te kunnen leggen. Over dergelijke kwesties hebben we soms flink lopen boksen. De toneelversie blijft ondertussen grotendeels non-fictie, maar de fictie sijpelt er dus regelmatig doorheen.
Een ander punt is, dat je in een toneelstuk sneller ter zake moet komen en dus veel moet weglaten. Van mijn hele onderzoek dat me ook in Engeland, Frankrijk en Zwitserland bracht, ‘the making of’, vind je in het stuk geen woord terug. In het boek is dat juist één van de luiken. Toch wil ik spreken van een duidelijke twee-eenheid: zonder boek geen toneelstuk en zonder toneelstuk een ander boek.
Omdat ik als historicus herkenbaar wil blijven, de lezer moet weten dat ik in die hoedanigheid niets verzin, heb ik als schrijver van fictie gekozen voor een alter ego: zo werd Willem H. Molenaar geboren. (Ik verklap hier maar, dat ik een molenaarszoon ben en dat mijn in 1975 overleden vader Hendrik heette.) Willem H. heeft een eigen rol, een eigen functie, gekregen en gaf mij de noodzakelijke creatieve ruimte.
Hij is trouwens ook bezig aan een nieuw boek, dat voortborduurt op De barones en de dominee. Als Willem H. de tijd en de rust vindt, moet de roman, want dat wordt het, volgend najaar in de winkel liggen. Pin hem daar niet helemaal op vast, het schrijven van een boek kan je soms op onverwachte wegen brengen, maar voorlopig beleeft hij er alvast heel veel plezier aan!
(Onder de titel De barones & de dominee en alter ego Willem H. Molenaar verscheen dit stuk in een enigszins andere vorm in het programmaboekje bij de theatervoorstellingen van Suus in oktober 2016.)