Home / Auteurs / Wim Coster / Jutten in het verleden

Jutten in het verleden

HBS Meppel 1968-1969, klas 3a

Herinneringen kunnen tevoorschijn komen als een strand vanonder het zeewater, vol met veelvormige schelpen, sporen in strak golvende patronen, glibberige kwallen, krabbetjes, wier, een besmeurde meeuw, stukken wrakhout, stoer staande palen met een nummer erop, bonkige basaltblokken, resten van een verloren lading, kostbaar soms. Maar het strand der herinneringen kan ook, al naar gelang de tijd van het jaar, bezaaid zijn met verdwaalde emmertjes en schepjes, restanten van papier, plastic of glas, achtergebleven kledingstukken, sieraden, munten, zonnebrillen en wat al niet. Herinneringen kunnen komen, en weer gaan, in een ritme van eb en vloed, maar ook onverwacht. (Lees over herinneren, en óók vergeten, de prachtige boeken van Douwe Draaisma!)

Zo kreeg ik kortgeleden bij goede vrienden het blad Oud Meppel onder ogen, met daarin een klassenfoto uit het schooljaar 1968-1969. De gestileerde momentopname van drie rijen staande en zittende figuren, eenentwintig in totaal, was ingeleverd door mijn voormalige klasgenoot Gerrit Berlijn. ‘Banketbakker’, althans de zoon van, wist ik onmiddellijk en ook zijn licht golvende haar herkende ik; rustige jongen. Veel contact hadden we niet, maar hij heeft blijkbaar toch zijn plaats gekregen op mijn strand der herinneringen. Gerrit wist alle namen nog, aldus de redactie van het blad. Ook die van mij, links in de bovenste rij. Het klopte.

De foto is afgedrukt in zwart-wit, maar de pullover die ik aan had was bordeaurood en gemaakt van een glanzende kunststof. Ik meen zelfs te weten dat hij was gekocht bij de URZO in de Kruisstraat, want daar gingen we thuis nogal eens naartoe. Mijn opa, de fietsenmaker Willem Guchelaar uit De Wijk, kon er namelijk korting krijgen. Waarom dat zo was, is mij ontgaan of heb ik nooit geweten; wel weet ik nog, dat mijn kledingkeuze door het voorrecht van mijn opa nogal werd beperkt. Toen de klassenfoto werd gemaakt, had ik mijn bril niet op; uit ijdelheid vermoed ik, want ik had in die tijd nog een bloedhekel aan het zwarte ding. Het had een beetje het model van het exemplaar van Eelco Sixma, tweede van links op de middelste rij. Dat hij eigenlijk Eilco heette, leerde ik nu pas, in augustus 2016, dankzij het bijschrift. Mijn klasgenoot van toen had blijkbaar minder problemen met het model en de kleur van zíjn bril dan ik met de mijne, want hij staat er stralend bij met zijn blonde haren. Eelco, Eilco dus, was heel goed in wiskunde en aanverwante artikelen, veel beter dan ik, maar dat was al snel het geval.

Voor mij was de overgang naar klas 4a, met boekhouden en handelsrekenen en -kennis, maar geen algebra, meetkunde, scheikunde en natuurkunde meer, daarom een zegen. Tenminste, dat dacht ik aanvankelijk. Tot we les kregen van de strenge, maar rechtvaardige crèmekleurige Audi-rijdende, stevig sigaren rokende meneer Groeneveld uit Zwolle. Deze leraar had de leus ‘Kopen bij de Spar is sparen bij de koop’ tot de zijne gemaakt en voerde deze strijdkreet graag op als voorbeeld van vernuftig ondernemerschap; dat was het probleem ook niet, wij konden stiekem wel lachen om die eindeloos herhaalde slogan. Maar hij drilde ons met harde hand, elke les weer, een paar keer per week, soms twee uur achter elkaar, op weg naar Het Eindexamen. Een man met hart voor zijn vak en zijn leerlingen. Als deze of gene weer eens enige vordering had gemaakt, kon hij oprecht verheugd zijn. Zijn lessen waren ondertussen echte zweetuurtjes. Gelukkig wisten mijn vrienden-annex-toepmaten-en-nieuwe-klasgenoten Kees Toering, Henk Wind, Jan Lier en ik bij hem regelmatig een tien te scoren. Hoe, dat is een verhaal apart en dat moet het ook maar blijven. Laat ik hier alleen verklappen, dat het allemaal kon dankzij de telefoon van een vroegere dorpsgenoot die in Zwolle op school zat en daar óók les (en proefwerken) had van meneer Groeneveld. Helaas ging het wel eens mis en op het eindexamen bleek het systeem ook niet te werken. Twee schamele zesjes waren daar mijn deel. En met dat boekhouden van mij, is het ook nooit meer wat geworden.  

Maar goed, we hadden het hier over klas 3a van de HBS, de Rijks HBS om precies te zijn, in Meppel. Een klas met louter jongens (!) viel me nu pas op. Uitermate vreemd, opvallend, dat ik daar zonder die foto geen enkele notie meer van zou hebben gehad. Het wrakhout onder de herinneringen, zullen we maar zeggen. Het zal vast rust hebben gegeven in de klas, maar voor de meesten onder ons moet het ook een groot en bijkans onoverkomelijk gemis zijn geweest.

Ik kwam in die derde klas twee jaar nadat ik in 1966, dit jaar, deze maand zelfs, precies een halve eeuw geleden, voor het eerst naar de HBS in Meppel ‘mocht’. Na eerst nog een half jaar ‘proefklas’, waarvoor ik, toen ik nog in de zesde van de lagere school zat, vanuit Staphorst elke zaterdagmorgen met knikkende knieën naar Meppel fietste. Mijn lotgenoten hadden vaak al bijles Frans en wiskunde gehad, merkte ik tijdens de eerste lessen. Ik wist nog van niets. Desondanks werd ik uiteindelijk op het nippertje, maar tot grote vreugde van mijn ouders en als een van de eersten in het dorp, toegelaten tot de HBS. Zelf was ik minder enthousiast, want mijn heimelijke liefde van de lagere school ging naar de ULO. Ook in Meppel, dat nog wel. Maar mijn missie was al snel kansloos, toen zij vaste verkering kreeg. Zij trouwde later ook nog met hem. Tsja.

Nu echter opnieuw: terug naar klas 3a! Ik kende ze allemaal nog, toen ik de foto weer bekeek en kreeg onmiddellijk beelden bij die negentien klasgenoten van weleer. Naast me, niet toevallig, op de achterste rij staat Evert Naarding uit het Westerhuizingerveld bij Balkbrug, een boerenzoon waarmee ik mijn hele schoolperiode en ook nog daarna bevriend ben geweest. Naast Evert staat Harm de Boer. Met hem, de Tommy Cooper van de HBS, kon je echt lachen. Hij was erg ad rem (‘bij de rem’, vonden wij onszelf grappig) en hij flapte er van alles uit tegenover welke leerling of leraar dan ook. En Harm kwam er altijd mee weg. Naast hem staat Henk Lolkema uit Uffelte of daaromtrent met zijn Beatle-haar en vervolgens Bertus van der Haar, die altijd ‘Bakker’ werd genoemd. De drie laatsten waren na vier jaar ULO overgestapt naar de HBS, moesten daar weer beginnen in de derde en waren dus wat ouder. Het was te merken, ze hadden stuk voor stuk veel meer bravoure dan hun nieuwe klasgenoten en durfden hun mond open te doen als ze dat nodig vonden. En dat was vaak het geval. ‘Bakker’ herinner ik me nog altijd van één der eerste gezamenlijke gymnastieklessen, waarbij we rugby kregen. Voor mij volkomen nieuw, maar de in mijn ogen oersterke Bakker wist er wel raad mee. Hij ramde me genadeloos van de bal, zodat ik even later beduusd en uitgeteld in het gras lag van het sportveld achter Schouwburg Ogterop. Ook meneer Postma - onze gymnastiekleraar die tevens schooldecaan was en daartoe een grote kast met foldertjes beheerde - had deze onverwachte attaque niet meer kunnen voorkomen. Wekenlang heb ik het gevoeld. Maar toch, gouden kerel, die Bertus.    

Van Jan Jansen, eerste van links op de tweede rij, naast Eilco en Gerrit, meen ik me vooral zijn zwijgzaamheid te herinneren; en ook zijn aan de mijne verwante bril natuurlijk. Het haar van Jaap Koster, vierde van links in de middelste rij, was volgens mij eerst veel langer dan op de foto, maar zijn succes bij de meiden had er niet onder te lijden. In Staphorst was het lange haar nog niet uitgevonden, het werd er in ieder geval niet gewaardeerd (vooral niet door de klanten van onze graan- en meelhandel) en ik heb veel strijd moeten voeren om iets minder gemillimeterd door het leven te kunnen gaan.

Ger Jan Smit uit Nijeveen, was dé sporter van de klas, korfballer bij DOS, en hij stond op maandag ook jaloersmakend vaak in de Meppeler Courant. Als eenvoudig tafeltennisser der hooguit Tweede Klasse in de afdeling Zwolle moest ik het doen met een zeer incidenteel berichtje. Ik weet niet zeker meer of het nu Ger Jan was of zijn dorpsgenoot Eelco Kappe, die in een eerdere klas bij lerares Engels ‘miss Rebel’ het woord ‘prikkeldraad’ spontaan vertaalde als ‘prikkeldreet’. Het klonk net echt, maar toch, het was een even foute als quasi briljante en onsterfelijke vondst. Bert Haasjes, naast onze sterkorfballer, had al een iets snellere bril. Douwe Kok, uit Dwingeloo meen ik, was ook al goed in wiskunde en de favoriet van de leraar in dat vak, de driftig op het bord krijtende meneer Smink. Meneer Van Giessen, de leraar scheikunde die de rij sluit, was geliefd bij iedereen, deed uiterst spannende proeven, maar aan mij waren zijn exercities niet besteed. 

De grimas van Wim Lenstra op de eerste rij links moet een vergissing zijn geweest, want hij deed altijd erg zijn best er beschaafd uit te zien. Hennie Meijer uit De Wijk (onlangs, toen ik in Meppel een lezing gaf, sprak ik hem en we konden zo weer verder) is bij het maken van de foto ook nog niet helemaal bij de les. En Rijpke Postma - die me vooral is bijgebleven vanwege zijn voornaam en zijn kleine gestalte - kijkt eveneens een beetje afwezig. Peter Rep en Jan Nip haalde ik wel eens door elkaar, maar zullen – zie ik nu ook - toch heel verschillend zijn geweest. Bij Peter Pronk dacht je direct aan de kuikens uit het bedrijf van zijn vader. Van de forsgebouwde (..) Masselink ben ook ik, net als Gerrit, de voornaam vergeten. Volgens mij kwam hij pas in een later leerjaar op school. De laatste in de voorste rij, helemaal rechts, is Arend Schenkel uit Uffelte. Hij was óók een instromer vanaf de ULO en óók goed in wiskunde. Opnieuw: in mijn ogen tenminste. Hij reed op een stoere Zundapp en niet, gelijk de meeste van onze klasgenoten, op een Solex, een hippe Puch of, zoals ik, op een zeer tweedehandse Thomos.

Zo bracht een klassenfoto uit de jaren1968-1969 een reeks vondsten op het strand der herinneringen. Een nieuwe ronde jutten langs dit verleden zou ongetwijfeld weer nieuwe vondsten, beelden en, wie weet, gevoelens opleveren.

Deze ronde bracht me terug naar een tijd die voor mij om allerlei redenen niet altijd gemakkelijk was en waarin ik als jongen uit een boerendorp mijn plaats in de stad moest zien te vinden. De HBS in Meppel was daarbij een koers bepalende strandpaal. Die koers bracht me al direct op een lange omweg - maar omwegen leiden niet zelden tot ontdekkingen - en uiteindelijk bij het vak van historicus, waarmee voor mij het verleden actualiteit is geworden.


Naschrift

De foto van klas 3a kreeg ik onder ogen op een bijzonder moment. Sinds enige tijd werk ik (anders gezegd: werkt mijn alter ego Willem H. Molenaar) aan een roman, waarin ook de HBS in Meppel een, zij het bescheiden, rol gaat spelen. Het boek borduurt in zekere zin, maar nu in fictie, voort op mijn laatste grote publicatie, De barones en de dominee. Een verboden liefde in de negentiende eeuw, dat is geschreven in het genre van de verhalende non-fictie.

Wanneer alles meezit - clio volente zeg ik dan, met de muze der geschiedenis in gedachten - gaat het boek verschijnen in het najaar of de winter van 2017.